1. Een lidstaat verkoopt CBAM-certificaten op een gemeenschappelijk centraal platform aan toegelaten CBAM-aangevers die in die lidstaat zijn gevestigd.
2. De Commissie richt het gemeenschappelijk centraal platform op en beheert het na een gezamenlijke aanbestedingsprocedure van de Commissie en de lidstaten.
De Commissie en de bevoegde autoriteiten hebben toegang tot de informatie in het gemeenschappelijke centrale platform.
3. De informatie over de verkoop, terugkoop en annulering van CBAM-certificaten op het gemeenschappelijke centrale platform wordt aan het einde van elke werkdag overgedragen aan het CBAM-register.
4. De CBAM-certificaten worden aan toegelaten CBAM-aangevers verkocht tegen de overeenkomstig artikel 21 berekende prijs.
5. De Commissie ziet erop toe dat aan elk CBAM-certificaat bij de aanmaak ervan een uniek identificatienummer wordt toegekend. Zij neemt dit unieke identificatienummer alsook de prijs en de verkoopdatum van het CBAM-certificaat op in het CBAM-register, op de rekening van de toegelaten CBAM-aangever die dat certificaat aankoopt.
6. De Commissie stelt overeenkomstig artikel 28 gedelegeerde handelingen vast tot aanvulling van deze verordening door de tijdstippen, het beheer en andere aspecten in verband met het beheer van de verkoop en terugkoop van CBAM-certificaten nader te bepalen, en streeft daarbij naar samenhang met de procedures van Verordening (EU) nr. 1031/2010 van de Commissie ( 5 ).